Carricante is een antieke, autochtone druivensoort afkomstig van de Etna in Sicilië en ook vandaag nog voornamelijk op de flanken van de vulkaan aangeplant. De soort werd eeuwen geleden geselecteerd en vermenigvuldigd door de wijnbouwers van Viagrande (een dorpje aan de zuidkant van de Etna). Zij kozen de naam carricante vanwege de rijkelijke en constante hoeveelheid fruit die de soort opbrengt; caricato betekent ‘geladen’. Eind negentiende eeuw werd de soort geïntroduceerd in andere zone’s van het eiland, maar daar kreeg ze nooit echt voet aan grond. Letterlijk.
De meeste wijngaarden met carricante bevinden zich op de oostflank van de Etna (rond 950 meter boven zeeniveau) en op de zuidflank (tot 1050 meter boven zeeniveau), voornamelijk in gehuchten waar nerello mascalese niet voldoende kan rijpen. Carricante wordt hier geteeld om Etna Bianco te produceren. Deze oorsprongsbenamingen kan enkel op het wijnetiket vermeld worden wanneer minimaal 60 procent carricante-druiven wordt gebruikt. Omdat in oude wijngaarden op de Etna meestal verschillende variëteiten door elkaar staan aangeplant, mogen naast carricante ook traditionele variëteiten voor de zone als grecanico, cataratto, minella bianco en trebbiano worden gebruikt. Dit tot maximaal 40% van de totale assemblage.
Milo, een dorpje dat omgeven wordt door prachtige kastanjebossen hoog op de oostflank van de Etna, staat bekend als de beste plaats om carricante te telen. Etna Bianco uit Milo mag de term Superiore dragen. Door de hoogte ondergaan de wijngaarden er grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht, waardoor carricante unieke aroma’s (honing, acacia) ontwikkeld die zeer specifiek zijn voor witte Etna uit Milo.
Karakteristieken
Heel typerend voor carricante is de hoge graad aan appelzuur die het rijpe fruit bevat. Ook zonder de huidige wetenschappelijke kennis over het wijnmaakproces wisten de traditionele wijnmakers van de Etna precies hoe hiermee om te gaan. Sestini schreef in 1774 dat “de wijnmakers hoog op de Etna de wijn van carricante in houten vaten met de gisten in suspensie lieten rusten. Zodoende voltrekt zich in de lente de tweede, malolactische fermentatie gemakkelijker.” Deze ‘tweede’ fermentatie is een biologisch proces waarbij bacteriën het scherpere appelzuur in het rondere melkzuur omzetten. Het is pas wanneer de temperatuur in de lente enkele graden stijgt dat deze bacteriën ontwaken.
De druif levert wijnen op met een groot bewaarpotentieel. De dominante aroma’s verschillen naargelang de plaats van herkomst: meer gele bloemen, venkelzaad en honing nabij Milo, meer wit steenfruit op de noordflank. In de mond vallen de persistente zuren en fijne mineraliteit op. Drink witte Etnawijn niet té koud, en bij iets zoutig, zodat de wijn voller en romiger smaakt.